Comparitie met bouwstuk 2e graad

Na zijn bevordering tot gezel, gaat de Vrijmetselaar de wereld in om zijn verhouding te bepalen tegenover de medemens en de medebroeders. 

 Tijdens de gezellenperiode wordt van de vrijmetselaar verwacht dat hij zijn studie en begrip van de maçonnieke symboliek, filosofie en praktijken verdiept. Het is een periode van voortgezette groei en ontwikkeling, waarin de vrijmetselaar zoveel mogelijk andere loges bezoekt en zich daardoor meer inzicht verschaft in de principes van de vrijmetselarij en hoe deze toe te passen in het dagelijks leven.

De term "gezel" in de vrijmetselarij verwijst naar een vakman of ambachtsman die zijn vaardigheden perfectioneert door middel van praktische ervaring en training. Tijdens de gezellenperiode wordt van de vrijmetselaar verwacht dat hij zijn maçonnieke ambacht verder ontwikkelt door actieve deelname aan de activiteiten van de loge, zoals rituelen, ceremoniën en discussies.

Samenwerking en broederschap: Als gezellen delen vrijmetselaren een gemeenschappelijke reis van groei en ontwikkeling. De gezellenperiode moedigt samenwerking en broederschap aan tussen vrijmetselaren, terwijl ze gezamenlijk werken aan het vervullen van de doelen en idealen van de vrijmetselarij.

Kortom, de gezellenperiode vertegenwoordigt een belangrijke fase in het maçonnieke pad, waarin de vrijmetselaar zijn toewijding aan persoonlijke groei, ambachtelijk werk en broederschap verder verdiept en ontwikkelt.